Volgens Lily
In het boek Viktor van Judith Fanto lopen twee verhaallijnen kunstig door elkaar: die van de jeugd van Viktor in Wenen tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog en die van Geertje in Nijmegen in de jaren ’90. Geertje heeft Joodse ouders, familie van Viktor, maar die doen er alles aan om niet Joods te zijn. Geertje is lid van de stam der niet-joodse Joden, zoals ze het zelf zegt.
‘Vreselijk! Ik kan alleen nog tegen walsen. De vierkwartsmaat is besmet sinds duizenden soldaten daarop hebben gemarcheerd.’
‘Maar daar kan de vierkwartsmaat toch niks aan doen?’ zei ik. ‘De propaganda van Goebbel is toch niet de schuld van het alfabet?’
Geertje wil dit ophelderen. Waarom reageert iedereen in de familie zo ontwijkend als het over Viktor gaat? En waarom wil niemand er gewoon voor uitkomen dat ze Joods zijn?
Had ik er een erekwestie van gemaakt het leed in onze familie mede te gaan dragen? Vereenzelvigde ik me zo met mijn familieleden, dat ik me onterecht medeslachtoffer voelde van de Holocaust? Kaapte, of erger nog: koesterde ik de Joodse kwetsuur?
Viktor is een prachtig boek, ik kan niet anders zeggen. Het is het debuut van Judith Fanto, die haar boek baseerde op de lotgevallen van de Weens-Joodse familie van Fanto. Viktor heeft dan ook echt bestaan. Tijdens de ontrafeling van het familieverhaal stuit Fanto op een onwaarschijnlijk familiegeheim. Viktor blijkt heel anders te zijn dan de familie haar wil doen geloven.
‘Ik hou gewoon meer van letters dan van geluid!’ riep ik eens wanhopig ter verdediging van mijn voorkeur voor literatuur boven muziek.
Muziek speelt een belangrijke rol in het boek. De openingszin is dan ook treffend: ‘Mijn grootmoeder werd geboren op de dag dat Gustav Mahler stierf. Amper zeven jaar na de dood van Dvorák. En in de lente waarin Stravinsky’s Petroesjka zijn première beleefde.’
Viktor is zeker een aanrader!
Fragment
‘Met ingang van dit schooljaar zit ik in een andere klas,’ zei Otto.
‘Mooi zo jongen, ik ben trots op je,’ zei Viktor en hij legde een hand op zijn schouder.
Op deze prachtige eerste septemberdag liep hij met zijn neefje in de richting van de woning van mijnheer Dríví, van wie Otto hoboles had.
‘Nou, dat bedoel ik eigenlijk niet,’ zei Otto. ‘Vanaf nu hebben we op onze school Jodenklassen.’
Viktor stond stil en keek Otto aan.
‘Wát zeg je?’
‘Het is echt waar. Ik mag niet meer bij Oskar en Liesl en Henri en alle anderen in de klas, maar zit nu met andere Joodse kinderen in een apart lokaal.’
‘Welke geesteszieke heeft dat bedacht?’
‘De directeur heeft alle ouders een brief geschreven. Er stond in dat de christelijke kinderen zich zonder Joodse kinderen in de klas beter zullen kunnen ontwikkelen.’
Abrupt draaide Viktor zich om en begon weer richting de school te lopen, op de voet gevolgd door Wiener.
‘Viktor, wat doe je, ik moet naar muziekles!’ protesteerde Otto.
‘De muziek zal moeten wachten, eerst even iets oplossen.’