
Volgens Lily
Voorafgaand aan het bezoek van Philip Huff aan het Gouds Literair Café in de Schouwburg Gouda, hadden we in de bibliotheek een bespreking van zijn boek Wat je van bloed weet. Een mooi, maar ook aangrijpend boek. Want dit verhaal gaat over zijn eigen leven waarin hij met veel huiselijk geweld te maken kreeg. Huff heeft het niet in de ik-vorm geschreven, omdat hij dan niet alles hoefde te herbeleven is zijn uitleg. Het schrijven van dit boek heeft hem veertien jaar gekost. Waarvan hij het de laatste twee jaar compleet opnieuw heeft herschreven.
Dat niet iedereen begrijpt dat het voor sommige mensen heel veel kracht kost om normaal te doen, of in elk geval zo over te komen. En dat je daar wel zin in moet hebben.
Het boek begint al zo mooi: ‘Je wordt wakker in je broertjes bed.’ De sfeer van deze zin deed met denken aan die van Gerbrand Bakker uit Boven is het stil: ‘Ik heb vader naar boven gedaan’. Huff blijkt een bewonderaar te zijn van de schrijfstijl van Bakker.
Het andere wat je dacht: als ik nu sterf, is dat triest voor Alex, voor Emilie en Cato; en mijn vrienden zullen treuren en de mensen die me haten, zullen zich misschien verheugen (geen dank), maar ik heb tenminste geen kinderen, ik ben niemands primaire verzorger, ik ben vrij van die verantwoordelijkheid, van die zwaarstwegende plicht. Of misschien juist niet, misschien ben ik al jaren een gevangene van die gedachte.
In het hele verhaal wordt de naam van de hoofdpersoon niet genoemd. Wel die van zijn broertje en zus. De (echte) broer van Philip vindt het prima dat Huff een boek heeft geschreven over hun jeugd (hij kan nu tegen iedereen zeggen: lees Philip’s boek maar). Zijn zus is er niet blij mee, omdat een deel van haar leven wordt geopenbaard zonder dat zij daar zelf iets over te zeggen heeft. In de leesclub bespraken we of een schrijver zoiets mag doen. Mooi is de uitspraak van Huff dat ouders die kinderen krijgen productaansprakelijkheid hebben. Triest is natuurlijk om te lezen dat niemand ingreep in de vreselijke situatie, dat neemt Huff ze ook kwalijk.
Maar je hebt geleerd, gedachten zijn veroordeeld tot de cel van je hoofd, gevoelens tot de gevangenis van je lichaam.
Het boek is de mooie vertelling van een gruwelijk verhaal. Toch valt voor mij het boek in twee delen uiteen. Het eerste deel is strak geschreven, beschouwend, geen woord te veel. Maar in het tweede deel wordt het toch iets rommeliger. Ik noteer altijd mooie zinnen. 90% van deze zinnen bevonden zich in de eerste helft van het boek, dat zegt genoeg.
De publicatie van dit boek leidde tot honderden mails van mensen die in een gelijkwaardige situatie van huiselijk geweld hebben gezeten. Huff vindt het fijn dat zijn boek ondersteuning kan bieden, maar vindt het ook verdrietig dat er zoveel van hetzelfde verdriet is.
Het boek zal verfilmd gaan worden. Huff is gevraagd om het scenario te schrijven, maar hij weet nog niet of hij dat zal doen: dan moet hij alles wéér beleven en dan ook nog op een set…
Fragment
De dagen daarna voelt het alsof iemand je buik heeft opengereten, een arm naar binnen heeft gestoken en vanonder je hart vasthoudt en langzaam samenperst. Je kunt je broertje amper aankijken, laat staan aanraken. Jij hebt hem in de steek gelaten. Alweer.
Emilie houdt Alex’ hand wel vast. Ze praat tegen hem, zoals jij ook dat niet kan: je hebt het recht niet om te zeggen dat je hier bent, dat je van hem houdt.
Je zus zegt het wel, omdat ze het mag zeggen. Ze praat ook gewoon door tegen Alex als iemand binnenkomt, zonder naar jou te kijken, zonder acht te slaan op wie verder nog meeluistert. In zekere zin houdt ze meer van je broer dan jij. Terwijl jij slechts boos bent, of kortaf, of afzijdig, zit Emilie aan Alex’ zijde en houdt zijn hand vast. En jij, jij weet niet wat je moet doen. Woede is zinloos, heeft je zus gezegd, maar woede is als een waas over de wereld gevallen en geeft je elke dag, de hele dag, het gevoel dat je iets of iemand moet kapotmaken.
Thuis, in Amsterdam, sluit je je deur, zet muziek op en gaat op bed liggen, je gezicht begraven in een kussen. En elke ochtend word je wakker doordat iemand op je borstkas lijkt te zitten.
Je moeder heeft je broertje van de trap geduwd. Maar die verantwoordelijkheid is te selectief: jij hebt hem ook van die trap geduwd.
