
Volgens Lily
De berichten in dit dagboek verschenen eerder in de krant het NRC en het Belgische De Standaard. Nu gebundeld in Quarantaine. Dagboek in tijden van besmetting. En wanneer je het achter elkaar leest, vergeet je bijna dat we zelf onderdeel zijn geweest van deze corona-epidemie. En toch lijkt het alweer tijden geleden. Ilja Leonard Pfeijffer woont met zijn vriendin Stella in Genua. En zoals we weten werd vooral Noord-Italië enorm getroffen door corona.
Sinds we God, religie en zingeving hebben afgeschaft, staan we als kwetsbare mechaniekjes in de wereld. We zijn gereduceerd tot onze biologie. We offeren het volle leven om het vege lijf te redden, omdat het vege lijf het enige is wat ons nog kenmerkt. Zo hebben we deze gezondheidsdictatuur over onszelf afgeroepen en ik zie eerlijk gezegd weinig aanwijzingen dat deze slechts tijdelijk zal zijn.
In rake columns weet Pfeijffer te beschrijven hoe het leven in een paar dagen tijd drastisch kan wijzigen, dat zelfs het halen van een broodje bij de bakker dé attractie van de dag wordt. En dat zelfs Pfeijffer (die het massatoerisme weerzinwekkend vind) het té stil vindt op straat.
Als ik deze quarantaine niet had kunnen delen met mijn stralende, psychopathische Stella, zou ik zijn verschrompeld tot een bitter man in explosieve stagnatie. Zuchtend boodschappen doen en voor de zoveelste keer afwassen en pastarestjes schrapen uit de vergiet zouden zinloos zijn als zij tussendoor niet tegenover mij dineerde met sterren in haar ogen. Als de apocalyps nog moet komen, zal ik die in ieder geval niet hoeven te beleven zonder Stella’s commentaar. Ik zou mij er bijna op verheugen.
Eerst 68 dagen in quarantaine en vervolgens 40 dagen na de quarantaine. Opschreven in de voor Pfeijffer zo bekende lyrische stijl. Hoewel het onderwerp natuurlijk vreselijk is, werd ik heel blij van het lezen van dit dagboek.
Nabrander: op 4 juni 2021 verscheen dit Feestsonnet, waarin de lockdown ten einde komt in het NRC:
„Toeristentreintjes juichen door de stad. De cruises puffen rook van ongeduld. De stranden zijn als barbecues gevuld met garend vlees. Aroma van patat flirt met gekleurde ijsjes. Het is feest in files naar de meubelboulevard. Vakantie wordt verrukkelijk dit jaar. De offers zijn geenszins voor niets geweest. We zijn gehaast uit de lockdown gekropen om braaf als slaven plichten te hervinden. Ons fatum is het grote consumeren. We reefden zeilen voor verkeerde winden. Het blijkt naïef dat wij ooit durfden hopen dat wij er misschien iets van zouden leren.” |
Fragment
DAG ZEVENENVEERTIG
Genua, derde zondag van Pasen
26 april 2020
Het lukt me niet om poëzie te schrijven. Het lukt me niet om überhaupt iets anders te schrijven dan dit dagboek. De plicht om de leegte en mijn duizenden tegenstrijdige gedachten daarover dagelijks samen te ballen in driehonderd ware en simpele woorden is mij zelfs dierbaar geworden, omdat deze mij houvast geeft. Als je er als chroniqueur aan kunt bijdragen dat de stroperige tijd verstrijkt, dan is dat wat ik aan het doen ben.
Het helpt mij te denken dat het nuttig is om mijn lezers in het verre, nonchalante vaderland te informeren over de ontwikkelingen in Italië, dat de jammerlijke voorhoede vormt van deze strijd tegen het virus. En omdat ik nu al weet dat niemand zich over een paar jaar nog kan voorstellen wat er in deze dagen gebeurt, leg ik het vast. Voor later. Deze beide overwegingen geven mij op mijn beste momenten het gevoel dat dit dagboek relevant is, een zeldzame sensatie voor een schrijver, waarvoor ik dankbaar ben, begrijp me niet verkeerd.
Maar ik mis de zorgeloze irrelevantie van jongleren met woorden op een vrolijke ochtend in de lente terwijl de wereld rinkelt. Ik zou er veel voor overhebben om weer te mogen spelen met mijn pen op een gonzend terras, in plaats van haar plichtsgetrouw in dienst te stellen van de noodzaak om over al deze eentonige ellende op de schrijven hoe het echt is.
Iemand heeft eens gezegd dat de bezigheid van poëzie schrijven voor negentig procent bestaat uit pogingen om in de stemming te komen om poëzie te schrijven. Mij lukt het niet in deze dagen. Die stemming is te fragiel om stand te kunnen houden tegen alle nieuwe gedachten.
Ik moet naar buiten. Ik moet koffiedrinken in de zon met honderden stemmen om mij heen die mij afleiden en leven influisteren.
