Volgens Lily
Ondanks dat Nicolien Mizee al diverse boeken heeft geschreven en genomineerd is geweest voor diverse prijzen, had ik nog niet eerder iets van haar gelezen. Nu Moord op de moestuin tot Boek van de maand van DWDD is uitgeroepen en het als Toptitel voor het grijpen lag in de bibliotheek heb ik het gelezen. Eindelijk weer eens een boek waarvan de cover uitnodigt tot lezen, mooi!. En ook de openingszin is direct raak:
De hele geschiedenis begon toen mijn zuster en zwager een pan soep kwamen brengen.
Het is een vlot geschreven en makkelijk te lezen boek waar wel erg veel gebeurt in een korte tijd (één zomer?). Ik vind het boek moeilijk te plaatsen. Je kunt zien dat Mizee haar klassiekers kent. Maar ik vind het ook rommelig geschreven. Sommige onderwerpen worden nauwelijks ingeleid en de tijd waarin e.e.a. speelt gaat met sprongen vooruit; wat dat betreft zit er wel vaart in het verhaal. Het boek is ook niet in een genre te stoppen. De titel doet vermoeden dat het om een thriller gaat, maar dat is ook weer niet zo.
[…] Eten jullie alles? Geen allergieën?’ ‘Zo modern zijn we nog niet,’ zei Cora.
Het verhaal kent vele plotselinge wendingen. Waardoor het vermakelijk blijft. Maar of ik ooit een moestuintje ga nemen…..
‘Pompoen! Dat vind ik zoiets belachelijks. Als je echt niks meer weet ga je pompoen neerzetten. Het gaat je hele tuin over, overwoekert alles en dat alleen voor een paar van die melige dingen die je voor een paar euro in de winkel koopt.’
Ik las dat Mizee alle 75 boeken die door Agatha Christies geschreven zijn om de zoveel tijd herleest. Dat fenomeen ken ik, want mijn eigen moeder, die ‘gelukkig zo vergeetachtig is dat ze zich keer op keer het plot niet meer kan herinneren’ doet dit tot mijn verwondering ook al haar hele leven. Mizee schreef een boek dat lijkt op Christies genre, maar het ook net weer niet is. Zeker gaan lezen!
Fragment
Daarom. Ik dacht er lang over na. Mijn huisgenoten begrepen niet waarom ik vele uren per dag in de blikkerende zon door de aarde kroop voor een paar kroppen sla die ik evenoed in de winkel kon kopen.
Daarom werkte Fiep honderd uur per week om het voorvaderlijke landgoed in stand te houden.
Er was geen keuze, je moest het doen. Het was je bestemming.
Anderzijds, Fiep had zich keer op keer zonder zich te verweren in elkaar laten slaan en Anne had haar gezondheid verspeeld aan een som die niet uitkwam. Konden we dat ook aan ‘bestemming’ wijten? En als we nu eens als regel stelden dat we het woord ‘bestemming’ alleen mochten gebruiken voor handelingen waarmee we onszelf noch anderen benadeelden, hoe beoordeelden we dan de wens van opeenvolgende generaties Lanssen om het landgoed weg te schenken? Voor de ontvangers was dat plezierig, maar voor vrouw en kinderen allerminst.