Fragment
De Chinezen kregen van veel de schuld bij ons thuis, maar ook in de ijssalon in Rotterdam. Volgens mijn moeder kwam het allemaal door een oude Chinese man die op een zomerse dag op het terras van Venezia was gaan zitten. Wij waren nog klein en vrijwel alles wat we hoorden, zouden we vergeten. Ik kan me in ieder geval niets meer herinneren van de ruzie die zou hebben plaatsgevonden op die zonnige dag.
De man wees naar de tekst boven de rood-witte gestreepte luifel. IJssalon Venezia, echt Italiaans schepijs. ‘U weet toch wel dat ijs een Chinese uitvinding is?’ zei hij tegen mijn vader.
‘Nee.’
‘Toen Marco Polo in 1296 terugkwam uit China, had hij recepten voor ijs meegenomen.’
‘Dat verhaal heb ik nog nooit gehoord.’
‘Toch is het zo.’ zei hij. ‘Het staat in alle geschiedenisboeken. Wie deze bestudeert, kan maar tot één conclusie komen: de Chinezen hebben het ijs uitgevonden.’
Mijn vader begon te lachen. ‘IJs een Chinese uitvingen?’ bracht hij uit. ‘Dat is het grappigste wat ik in jaren heb gehoord.’
‘Het is echt waar,’ zei de man. ‘Marco Polo is meer dan twintig jaar in China geweest en toen hij terugkwam heeft hij het ijs geïntroduceerd in Europa.’
‘Rijst,’ zei mijn vader. ‘Niet ijs!’
‘Nee, nee, ijs.’
‘Rijst met eend,’ zei mijn vader. ‘Rijst met kip, rijst met kalkoen.’
‘IJs met perzikensmaak, ijs met karamel, ijs met vanille.’
‘Dat hebben we allemaal.’
‘Dankzij Marco Polo, dankzij de Chinezen.’
‘Hebben ze de pizza ook uitgevonden’ vroeg mijn vader.
‘Hoe bedoelt u?’
‘Hebben de Chinezen de pizza margherita ook uitgevonden? Is Marco Polo met een vierkante doos aangekomen in Venetië? Was hij eigenlijk een pizzabezorger?’
‘U maakt mij belachelijk.’
‘U maakt mijn familie belachelijk, onze traditie. Ik ben vanochtend om zes uur opgestaan om ijs te maken naar het recept van mijn grootvader, die nog sneeuw heeft geoogst in de bergen.’
‘Marco Polo was eerder.’
‘Wilt u nog iets bestellen?’
‘Heeft u frambozenijs?’
‘We hebben echt Italiaans frambozenijs.’
De oude man schudde zijn hoofd. ‘Het is oorspronkelijk Chinees schepijs,’ zei hij.
‘Moet ik dat op de gevel zetten?’
‘Dat zou wel correct zijn.’
‘Weet u wat correct zou zijn? Een verbod voor Chinezen in deze ijssalon!’
‘Dat is discriminatie.’
Mijn vader kneep in zijn handen. ‘Wilt u een hoorntje of een bekertje?’
‘Ik wil graag een hoorntje met frambozenijs.’
Mijn vader liep naar binnen en gaf de bestelling door aan mijn moeder (….)
‘Wist u dat het ijshoorntje een Amerikaanse uitvinding is?’ zei de Chinese man toen mijn vader met de bestelling bij zijn tafeltje stond.
‘En Columbus heeft het hoorntje naar Europa gebracht?’
‘Met u valt niet te praten!’
Volgens mijn moeder heeft mijn vader toen het hoorntje op het hoofd van de man geplant. Maar mijn vader blijft bij het verhaal dat de man hem een duw heeft gegeven en is weggerend.
Volgens Lily
Ik heb me altijd afgevraagd wat de eigenaren van de Italiaanse ijssalons doen als de zaak in de winter gesloten is. Nu weet ik het: ze gaan naar huis. De tragiek van het geboren worden in een familie van ijsmakers wordt door Van der Kwast heel goed beschreven. Net als destijds de volkomen misplaatstheid van zijn Indiase moeder in Nederland (Mama Tandoori).
Wat ik minder vond was de eindeloze uiteenzetting van het dichterswereldje waarin de hoofdpersoon Giovanni zich bevindt.
Ik reed afgelopen week door Rotterdam en stond voor het rode stoplicht toen ik rechts een ijssalon zag, vroeg me direct af of dat van de familie Talamini is.
In het boek wordt het nummer “Ma il cielo è semplre più blu” (Maar de hemel is altijd blauwer) van Rino Geatano aangehaald, ik krijg het nummer niet meer uit mijn hoofd, mijn zomerhit voor 2015!